Kampen - Beschermd Stadsgezicht  

DE MINISTER VAN CULTUUR, RECREATIE EN MAATSCHAPPELIJK WERK
EN
DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING

Overwegende dat Kampen, gemeente Kampen, een middeleeuwse stad is aan de monding van de IJssel;
dat de historische stadsstructuur binnen de langgerekte plattegrond, bestaande uit evenwijdig aan de rivier lopende hoofdstraten, verbonden door vele dwarsstraatjes, nagenoeg gaaf bewaard is gebleven;
dat Kampen een historische bebouwing bezit met als markante monumenten onder andere de Boven-, Buiten- en Broederkerk, de overblijfselen van de vestingwerken met de Koornmarktpoort en de Cellebroeders- en de Broederspoort;
dat deze bebouwing in samenhang met de ruimte rond de Burgel met zijn karaktervol profiel van stoepen, rijbanen en walkanten en het voorname IJsselfront, een beeld oplevert dat van algemeen belang is vanwege het karakter en de schoonheid ervan;

Gelet op artikel 20 van de Monumentenweg;
Gehoord de Monumentenraad, de raad van de gemeente Kampen, Gedeputeerde Staten van Overijssel en de Rijksplanologische Commissie;

BESLUITEN:

Het gebied in de gemeente Kampen, zoals aangegeven op de bij deze beschikking behorende tekening 089 en zoals omschreven in de toelichting bij deze beschikking, aan te wijzen als stadsgezicht in de zin van artikel 20 van de Monumentenwet.

Van deze beschikking, waarvan mededeling zal worden gedaan in de Nederlandse Staatsvourant, zal afschrift worden gezonden aan de Monumentenraad, de raad van de gemeente Kampen, Gedeputeerde Staten van Overijssel en de Rijksplanologische Commissie.

De Minister van Cultuur, Recreatie
en Maatschappelijk werk,
(Mr.H.J. van Doorn)

De Staatssecretaris van Volkshuis-
vesting en Ruimtelijke Ordening
(J.L.N. Schaefer)




Toelichting; bij de beschikking tot aanwijzing van een beschermd stadsgezicht in Kampen

Het beschermde stadsgezicht omvat het op de bijgevoegde kaart (Rijksdienst voor de Monumentenzorg, tekening nr. 089) door een stippellijn omgrensde gebied.

Kampen heeft zich reeds in de 13e eeuw tot een centrum van betekenis voor de handel en de scheepvaart ontwikkeld. Door de ligging aan de monding van de IJssel lag Kampen op een knooppunt van handelsroutes uit Scandinavische landen, de westelijke Nederlanden en het Duitse achterland. Het stimuleerde de stad tot deelname aan het internationale handelsverkeer, wat voornamelijk de verzorging van het goederentransport - al dan niet in hanze-verband - van en naar genoemde landen inhield. Een andere belangrijke bron van inkomsten vormt het Kampereiland, dat sinds 1364 met het recht van aanwas aan de stad toebehoorde. De opbrengsten waren zo hoog, dat Kampen haar inwoners geen stedelijke heffingen behoefde op te leggen.
Aan het eind van de vijftiende eeuw verloor Kampen de belangrijke handelspositie aan de opkomende Hollandse steden. Deze concurrentie en de verzanding van de IJsselmond waren de voornaamste oorzaken van de achteruitgang van het eens zo machtige Kampen in de 16e eeuw. Het stadsbestuur stelde alles in het werk om vervangende werkgelegenheid voor de burgers aan te trekken, met uiteindelijk resultaat, dat enkele - o.a. Leidse lakenwevers zich in Kampe vestigden. Deze industrie heeft de stad voor al te groot verval in de 17e en de 18e eeuw behoed. In de 19e eeuw, toen de werkeloosheid het grootst was, vestigden zich sigarenfabrikanten in Kampen, als gevolg van het grote overschot aan goedkope arbeidskrachten. De sigarenindustrie heeft echter niet tot een gezondere economische situatie kunnen leiden. Renteniers, aangetrokken door het eerder vermelde ontbreken van straatbelastingen, en het ingekwartierde garnizoen hebben kunnen voorkomen dat kampen - sinds de 16e eeuw op haar retour - tot een nietszeggende nederzetting is vervallen. Door voorname herenhuizen langs de Burgwal, Vloeddijk en IJsselkade getuigen nog van Kampens aantrekkingskracht op deze lieden in ruste.
De oudst bekende kaart van Kampen (ca 1560) van Jacob van Deventer geeft het beeld van de reeds volgroeide stad aan het einde van haar bloeiperiode weer. Het stratennet komt, op enkele details na, volledig overeen met de huidige plattegrond van de historische stad, d.w.z. de stad binnen de voormalige verdedigingsgordel. Uit de summier weergegeven bebouwing is af te leiden, dat ook de situering van de bijzondere bebouwing, de Boven-, de Buiten-, de Broederkerk en - minder duidelijk - het stadhuis is vastgelegd. Van de afgebeelde stadsmuur met de vele poorten en torens zijn de Korenmarktport, in haar middeleeuwse vormgeving, end e Cellebroeders- en Broederpoort, in een respectievelijk in 1617 en 1615 gewijzigde vorm, bewaard gebleven. De muur aan de landszijde is in de jaren 1580 en 1584 van aarden bastions voorzien. De vestinggordel is rond 1830 geslecht en vervolgens in de zestiger jaren van de 19e eeuw naar plannen van J.D. en L.P. Zocher in de huidige wandelparken veranderd. De muur langs de rivier is thans nog gedeeltelijk aanwezig maar wordt door de bebouwing van de Voorstraat aan het oog onttrokken.

Het oudste gedeelte van Kampen dient gezicht te worden in de omgeving van de Bovenkerk en het zuidelijk gedeelte van de Oudestraat; de omvang van de nederzetting in deze vroegste perioden van de stedelijke ontwikkeing is nog een omstreden punt. Wel is met zekerheid te zeggen, dat de omgrenzing van de stad na de uitleg van 1335 door het beloop van de Burgel bepaald werd. In 1462 werd Kampens grondgebied normaals vergroot, toen de muren rond de Burgel werden afgebroken en ongeveer 100 tot 150 meter verder landinwaarts weer werden opgetrokken. Zowel op de kaart van Jacob van Deventer als op die van Johannes Blaeu (1649) is duidelijk zichtbaar, dat deze jongste stadsuitleg in tegensteling met de volgens een strak regiem dicht bebouwde kern dun bevolkt is gebleven. In de Groenestraat met de Heiligensteeg is in het beloop, evenwijdig aan de Vloeddijk, alleen onderbroken door het terrein van het voormalige Bregittenklooster, een eerste aanleg van een planmatig stratenpatroon te herkenning. Naast de reeds bestaande uitvalswegen zijn aleen in de zuidelijke hoek dwarsstraatjes, qua patroon aansluitend op de structuur van de kern, aangelegd. Eerst aan het einde van de 19e eeuw bleek uitbreiding van het in de 15e eeuw zo ruim afgebakende gebied noodzakelijk.
In het door Jacob van Deventer weergegeven stratenpatroon zijn in de loop der tijden de volgende wijzigingen aangebracht, steeds op ondergeschikte wijze in de bestaande hoofdstructuur ingepast:
1. De nieuwe Markt, aangelegd in 1627, op de plaats van de tuin van de aangrenzende Broederkerk. De Korenmarkt was in die tijd het enige openbare plein in de zo dichtbebouwde stad.
2. De Plantage, het resultaat van stadssanering, toen na het verblijf van de Fransen in 1673 vele panden onbewoond en in verval geraakt waren.
3. De bebouwing van de IJsselkade na de ontmantelijk van de stad in het begin van de 19e eeuw.
4. De Gasthuisstraat, aangelegd na de afbraak van het Heilige Geest Gasthuis in 1897.

De IJssel, steeds van groot belang geweest voor de economische ontwikkeling van Kampen, heeft door haar loop ook de ruimtelijke opbouw van de stad sterk beïnvloed. De bebouwing heeft zich parallel aan de oever van de rivier ontwikkeld. Het resulteerde in de karakteristieke langgerekte vorm van de plattegrond, die bestaat uit een zevental evenwijdig aan de IJssel lopende straten, die met elkaar door een groot aantal dwarsstraatjes verbonden zijn. Het situeren van de bijzondere bebouwing en de openbare ruimten vond steeds binnen dit strakke kader plaats. Alleen rond de Bovenkerk met de Korenmarkt is de structuur enigszins onregelmatig te noemen. De langgerekte plattegrond vomt met de eenvoudige en duidelijke structuur van het stratennet de basis voor de identiteit van Kampen
Als de belangrijkste ruimtelijke elementen, die in samenhang met de aangrenzende bebouwing bepalend voor het karakter van Kampen zijn, kunnen genoemd worden: het IJsselfront, de hoofdas Oudestraat-Veenestraat-Graafschap, de Burgel, de pleinen c.q. markten Korenmarkt, Muntplein, Plantage Botermarkt en Nieuwe Markt, de vanouds ommuurde open ruimten bij de Buitenkerk, het stelsel van dwarsstraatjes loodrecht op de hoofdas, waarvan er drie, te weten Cellebroedersweg-Geerstraat, Broederweg-Broederstraat en Kalverhekkenweg-Kerkstraat-Herensmitsteeg, doorlopen tot aan de rand van de historische stad en de Singelparken.
Het "markante" gezicht van Kampen, het best te beleven vanaf de overzijde van de IJssel, wordt in de allereerste plaats bepaald door de bebouwing van de IJssel- en de La Sabloniërekade. De bebouwing van het IJsselfront bestaat hoofdzakelijk uit voorname, veelal witgepleisterde woonhuizen, hoog twee lagen met kap en breed 3à 4 raampartijen, die tezamen de gevelwanden van een sterk gesloten karakter vormen. Deze facades worden door karakteristieke elementen, als de witte Korenmarktspoort, het stadhui en de kazerne onderbroken. Voor het silhouet zijn tevens de toren en het schip van de Bovenkerk, het stadhuistorentje, de Nieuwe Toren en de toren van de Buitenkerk van belang.

De Oudestraat vormt door haar vele functies de hoofdader van Kampens openbare leven. Deze straat wordt door twee hecht aaneengesloten gevelwanden ingesloten, die uit individuele panden, in het algemeen twee of drie lagen met kap en kapverdieping hoog en twee of drie raampartijen breed, zijn opgebouwd. De voorgevels zijn voor het merendeel lijstgevels, waarop de nok loodrecht gericht is. Baksteen en pleister de meest gebruikte materialen. Door de enigszins gebogen tracé en de kleine breedteverschillen is een boeiende ruimtewerking ontstaan, die nog versterkt wordt door de afsluiting met de Bovenkerk en de verruimingen bij Plantage en stadhuis. De directe relatie met de rivier ter plaatse van het Van Heutszplein levert helaas geen bijdrage aan het karakter van de Oudestraat. Door een beter bij het historisch karakter passende bestemming kan dit onderdeel van het stadsgezicht weer een waardevol element worden in dit hoogwaardige gebied. Het vervolg van de Oudestraat, de Graafschap, toont in haar profiel duidlijk de oorspronkelijke ligging buiten de ommuurde stad. Het bredere profiel wordt onderverdeeld door bomen langs de gevelwanden.

Voor het karakter van de ruimte rond de Burgel zijn, behalve de bebouwing, ook het profiel van de stoepen, rijbanen en walkanten en de boombeplanting langs de gracht van groot belang. In vergelijking met het IJsselfront ligt aan de bebouwing van de Burgwal en de Vloeddijk een minder regelmatig ritme ten grondslag; er is een grotere variatie in breedte en vooral langs de Vloeddijk on in bouw- en verdiepingshoogte.
Verschillende dakvormen komen voor, waarbij de nokken of loodrecht of evenwijdig aan de voorgevel gericht zijn. Afwisselend is gebruik gemaakt van baksteen, pleister, blauwe en rode dakpannen. Op sommige plaatsen heeft deze oorspronkelijke woonbebouwing door schaalvergrotende elementen aan waarde ingeboet, maar door de goede resterende bebouwing en de fraaie ruimtelijke indeling is aantasting van het totaalbeeld van deze ruimte beperkt gebleven.

Van de pleinen, c.q. markten, zijn de Korenmarkt, het Muntplein, de Botermarkt en de Nieuwe Markt stedenbouwkundig zeer waardevolle open ruimten met een hoogwaardige bebouwing. Stedebouwkundig niet minder interessant, maar wel enigszins aangetast zijn de Plantage en de ommuurde open ruimte bij de Buitenkerk. Verwijdering van het schoolgebouw bij de Buitenkerk, gevolgd door een herindeling van de open ruimte, zal tot een aanzienlijke versterking leiden van dit historische waardevolle gebied. De monumentale Buitenkerk is in 1965 in restauratie genomen, voor het aangrenzende gebied rond de Keizerstraat wordt rehabilitatie van de kleinschalige bebouwing overwogen.

Onder de vele straatjes en steegjes, die - loodrecht o de IJssel gericht - de genoemde ruimtelijke elementen verbinden, zijn de Geerstraat en de Broederstraat als voortzetting in de kern van de uitvalswegen de belangrijkste. Beide zijn aardige eenvoudige winkelstraatjes, die visueel afgesloten worden de de beide landpoorten. De bebouwing bestaat uit verticaal gelede gevelwanden met een sterk gesloten karakter. De individuele panden zijn twee lagen met kap of kapverdieping hoog en 2 of 3 raampartijen breed en voornamelijk van lijstgevel voorzien. De winkelpuien, die vrijwel geen van alle met een groot vlak etalageraam gemoderniseerd zijn, verhogen het historische aspect van deze straten. Minder herkenbaar in de structuur is de derde hoofddwarsverbinding Kalverhekkenweg-Kerkstraat-Herensmitsteeg, waaraan hoofdzakelijk woningen zijn gelegen.

De oorspronkelijke verdedigingsgordel is in tweeërlei opzicht van belang voor de identiteit van Kampen, enerzijds door de twee beroemde en markante poorten, anderzijds als groenelement rond het dichtbebouwde stedelijke gebied.
De Singelparken zijn een fraai voorbeeld van de werken van vader en zoon Zocher uit Haarlem; analoog aan de toen heersende mode in de tuinarchitectuur, de zgn. landelijke stijl, zijn ook hier romantische elementen, zoals waterpartijen en slingerende paden, belangrijke onderdelen in de totale aanleg.
De bebouwing van de Ebbingestraat geeft in haar rooilijn, kleinschaligheid en geslotenheid, iets weer van het karakter van de oude stad.

De gaaf bewaard gebleven middeleeuwse stadsstructuur, de markanten historische beschouwing, het werkelijk unieke IJsselfront en het silhouet, die tezamen de identiteit van Kampen bepalen, rechtvaardigen een aanwijzing op grond van artikel 20 van de Monumentenwet van het gehele gebied, dat in het begin van deze toelichting als historische stad is aangeduid.
Ter afronding van het stadsgezicht zijn ook de Bovenhaven en Nieuwe Buitenhaven in de bescherming betrokken. Beide havens zijn in historische stadsplattegronden terug te vinden als onderdeel van de 16e eeuwsw stadsomwalling.

Tot de elementen die een stadsgezicht in de zin van de Monumentenwet bepalen kunnen worden gerekend:
a. het patroon van straten, stegen, pleinen, grachten, havens en kaden, alsmede de verkaveling van de bouwblokken.
b. het karakter van de bebouwing, bepaald door type, structuur, diepte, breedte, opbouw in verdiepingen en bekappingen, gevelindeling en materiaal gebruik.
c. de indeling en aard van de openbare ruimte.
d. de indeling en aard van de private open ruimte (binnenterreinen).
e. de beplanting.

De waarde, die aan een historisch stadsbeeld gehecht kan worden is afhankelijk van de waarde, die aan de onder a. tot en met e. genoemde onderdelen van de historisch-stedebouwkundige totaliteit toegekend kan worden. Een positieve waardering van alle genoemde onderdelen geeft een "optimaal" stadsgezicht.

In Kampen zijn de positieve en negatieve waarderingen van de de onderdelen opvallen gelijkmatig verdeeld over de historische stad. De eerder genoemde "belangrijkste ruimtelijke elementen" liggen eveneeens over het gehele stadsgezicht verspreid. Zodoende is het niet gewenst een zônering aan te geven als uitgangspunt voor een differentiatie in de mate van bescherming via bestemmingsplannen ex artikel 37, lid 5, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Slechts twee gebieden zijn sterk aangetast, n.l. het gebied direct ten noorden van de Ebbingerdwarsstraat en het gebied aan weerszijden van de Anjerstraat en de Bregittenstraat. Deze gebieden zijn zo duidelijk herkenbaar op bijgaande toelichtende kaart en tevens zo gering in oppervlakte, dat het niet nodig is hiervoor een aparte aanduiding te gebruiken.

De bescherming ex artikel 20 van de Monumentenwet houdt geen bevriezing in van de gegeven situatie. Ook voor het veilig stelen van een uit een historisch oogpunt belangrijke bebouwing kan een dergelijke bevriezing funeste gevolgen hebben. Door middel van bestemmings- en gebruiksvoorschriften zal gestreefd moeten worden naar een adequate bescherming van het historisch karakter van de verschillende onderdelen van het stadsgezicht.
Nieuwe ontwikkelingen zullen in principe mogelijk zijn; zij zullen zich echter moeten voegen in het bestaande stedelijke weefsel, waarbij rooilijnen (van de voorgevels en in vele gevallen ook van de achtergevels), parcellering, hoogte en vormgeving van de bebouwing, benevens het gebezigde materiaal, gezien vanaf de openbare ruimte, van groot belang zijn. Analoge uitgangspunten mogen gelden voor het gebruik en de detaillering van de open ruimten.
De "speelruimte" in de bestemmings- en bebouwingsvoorschriften zullen mede in de plannen dienen vast te liggen, bijv. door middel van duidelijke omschreven alternatieve bestemmingen en percentages (bij breedte en hoogte van de bebouwing), waarmee van de "basisvoorschriften" kan worden afgeweken.
Bij de uitvoering van plannen zullen mogelijkheden tot restauratie en rehabilitatie belangrijke aandacht vragen.
In de minder karakteristieke gebieden, waaronder de twee met name genoemde, zal nadruk dienen te vallen op de voornaamste elementen van het stratenpatroon, mede gezien in het totale ruimtelijke patroon van de oude stad, alsmede op de hoogte van de bebouwing.