Stadsmuur  


ca 1200 - 1325
De eerste ommuring loopt om het zuidelijke deel van de huidige binnenstad. De westelijke grens liep langs de Burgel. De oostelijke muur liep ca halverwege Oudestraat en Voorstraat. De locatie van de noordelijke muur is nog onduidelijk maar moet in de buurt van de Nieuwe Markt / Gasthuisstraat gelopen hebben.



ca 1325 - 1350 (de oude Hagen)
In een korte periode wordt de stad stevig uitgebreid in noordelijke richting. Waarschijnlijk in twee stappen. Eerst tot aan de Botervatsteeg (geel) en daarna tot aan de Buitenhaven. De Burgel groeit met de stad mee en krijgt in deze periode zijn definitieve vorm.



ca 1350-1390 (Achter de nije mure)
Om meer ruimte voor woningen te creëren wordt een deel van de oostelijke muur oostwaards verplaatst. Hierdoor ontstaat een nieuwe straat "Achter de nije muere"; nu de Voorstraat. Tegen de stadsmuur mag tot in de 17e eeuw niet worden gebouwd. Aan de westzijde van de Voorstraat verreizen forse panden met de erven in de richting van de Oudestraat.
Het bouwen van een stadsmuur was een kostbare aangelegenheid. Uit 1389 en 1392 zijn rekeningen bewaard gebleven waaruit blijkt dat de muurmeesters enkele tienduizenden guldens uitgeven aan materiaal en arbeidsloon voor de "Nije Muren".



ca 1350 - 1400 (de nieuwe Hagen)
Een logisch vervolg op de vorige stadsuitbreidingen was de verlenging van de stad noordwaards. De afstand tussen het vissersdorp Brunnepe en de noordgrens van de stad was door de vorige uitbreiding al stevig geslonken; nu werd dit gebied bestemd voor bebouwing. Gezien de plattegronden moet dit zeer planmatig zijn aangepakt. Het stratenpatroon is zeer regelmatig met drie hoofdstraten parallel aan de rivier; de Waterstraat in het verlengde van de Keizerinnestraat (nu Achterom); de Oudestraat in het verlengde van de Oudestraat; de Nieuwstraat tussen de Waterstraat en de Oudestraat. Enkele dwarsstraten zijn van naam bekend: Bredesteeg,Meijne- of Meenresteeg en Cassensteeg.
Een verordening uit 1387 leest dat op Sint-Pietersavond (28 juni?) van dat jaar de Bredesteeg voor bebouwing werd vrijgegeven.
De voorstad was slechts omgeven door een provisorische gracht, waarschijnlijk natuurlijke waterlopen die voor dit doel waren uitgediept en verbreed. Daarnaast was de Nieuwe Hagen slechts gedeeltelijk ommuurd. De stadskaarten tonen een muur langs de IJssel en gedeeltelijk langs de noordgrens. Op het uiteinde van de Nieuwstraat lag de Noordpoort, de enige poort die de Hagen lijkt te hebben gehad.



ca 1375 - 1475 (sprong over de burgel)
Al geruime tijd vind "illegale" bebouwing plaats langs de Vloeddijk en de IJsseldijk (nu Graafschap); tevens is bebouwing te vinden langs de huidige Kalverhekkenweg, Broederweg en Cellebroederstraat. Verordeningen tonen dat pogingen werden gedaan deze bebouwing onder controle te houden. Uiteindelijk werd besloten het gebied tussen de Burgel en de wetering (een afwateringssloot en later stadsgracht) bij de stad te trekken. Een document uit 1379 noemt voor het eerst de Groenestraat.
In 1462 wordt uiteindelijk door de raad besloten het nieuwe gebied te omgeven door een stadsmuur. Er wordt een start gemaakt tussen het huidige Engelenbergplantsoen en de Cellebroederpoort. Ca 1467 wordt het traject vanaf de Cellebroederpoort tot de Hagenpoort gestart. De laatste delen van deze muur in de omgeving van de Hagenpoort zullen uiteindelijk begin 1500 gereed zijn.
De oude muur en stadspoorten langs de Burgel worden, na voltooiing van de nieuwe muur en nieuwe poorten, uiteindelijk gesloopt.
De bouw van de nieuwe stadsmuur maakt dat de stadsbestuurders ook de muur langs de IJssel onder de loep nemen. Zo is omstreeks 1477 de "Leeuwentoren" vrijwel gereed. Deze grote ronde toren, ca 10 meter in diameter, moest de knik in de stadsmuur, nabij het stadhuis, beschermen.



ca 1580 - 1590 (aarden bolwerken)
Door de dreigen van het steeds moderner en krachtiger wordende geschut groeide de noodzaak nieuwe maatregelen te nemen om de stadsmuren te beschermen. Toen de stad dreigde belegerd te worden door Marten van Rossum in 1543 werd voor de Venepoort een dubbele gracht gegraven en op het stuk grond hiertussen een uit aarde opgeworpen bolwerk opgeworpen.
Na de inname van de stad door de Staatse troepen in 1578, waarbij onderander de "Nieuwe Hagen" verloren gaat en grote schade aan de noordelijke verdedigingswerken wordt aangericht, wordt omstreeks 1580 besloten de verdedigingswerken van de stad grondig aan te pakken. Een hele ring van bolwerken moet de stad gaan omringen. Voor de Venepoort, Cellebroederpoort, Kalverhekkenpoort en Hagenpoort verrijzen bolwerken naar ontwerp van de Alkmaardse burgemeester Adriaen Anthonisz. Het betreft aarden wallen die met stenen muren zijn versterkt.
Ook langs de IJsselkade worden bolwerken gebouwd. Deze zijn meer langerekt van vorm en passen hiermee binnen de bestaande brede kades. Om de IJsselbrug te beschermen wordt, omstreeks 1589, aan de overzijde van de rivier een omvangrijk bolwerk gebouwd.



ca 1600 - 1625 (aarden bolwerken)
Aan het begin van de 17e eeuw wordt de ring met bolwerken uitgebreid en voltooid. Het bolwerk bij de Venepoort wordt vervangen door twee bolwerken, aan weerszijden van de poort. Het bolwerk voor de Broederpoort was, volgens een pentekening van Hendrick Avercamp, voor 1615 al voltooid. Het "zwevende" bolwerk zuid van de Cellebroederspoort en die voor de Hagenpoort komen op de stadskaarten voor vanaf ca het begin van de 18e eeuw..



1809 - heden (de muren geslecht)
Door de bouw van de bolwerken wordt de muren hun verdedigingsfunctie gedeeltelijk ontnomen. Stapsgewijs worden, vooral aan de landzijde (west), de muren verlaagd.
In 1809, bij een bezoek aan de stad, geeft koning Lodewijk-Napoleon de verdediginswerken over aan de stad om hier naar eigen goeddunken mee te handelen. De muur langs de IJssel moest wel blijven bestaan als waterkering.
In de periode 1830-1834 worden de verdedingswerken tussen Hagenpoort en Broederpoort ontmanteld en omgevormd tot plantsoen. Delen van de stadsmuur blijven ook hier dienen als waterkering. Uiteindelijk verdwijnen aan de landzijde de laatste stukken muur bij de heraanleg van de plantsoenen door J.D. Zocher en L.P. Zocher.
Langs de IJssel is, met de overdracht van de muren aan de stad, de weg vrij het gebied tussen muur en IJssel eerste te verhuren en later te verkopen. Tussen 1840 en 1860 wordt vrijwel het gehele IJsselfront volbebouwd.Lange tijd nog blijft de stadsmuur evenwel intact door de oude regel dat deze minstens 3,50 meter hoog en 33cm dik moest blijven. Nadat in 1890 deze verordening wordt geschrapt verdwijnen uiteindelijk grote stukken stadsmuur.
Omstreeks 1953 met de nieuwbouw van de stadsherberg verdwijnt een nog een groot stuk stadsmuur en een muurtoren tussen Vispoort en Melkpoort. Uiteindelijk zal in 1991 het laatste stuk stadsmuur tussen deze twee poorten onder de slopershamer verdwijnen.