Huis Kuinretorff  
Burgwal 80 en Burgwal 81, twee forse panden in de schaduw van de Broederkerk waren tot ca 1878 herkenbaar als één pand, een stadskasteel, dan ook wel bekend als Huis Spengler, naar de Jonkheer Spengler die halverwege de 19e eeuw het pand bewoonde, of als Huis Kuinretorff, naar de adelijke familie die het waarschijnlijk liet bouwen. Omstreeks 1878 wordt het forse complex gesplitst, verbouwd en daarna verkocht. De huidige stucgevels stammen uit die tijd. Echter, de geschiedenis van het pand gaat veel verder terug, waarschijnlijk tot vroeg in de 15e eeuw.


De tekening van "Huis Spengler" gemaakt in 1732 door C. Pronk, toont een fors gebouw bestaande uit twee naast elkaar gelegen panden onder zadeldak met topgevels. De achtergevels tonen kruisvensters (waarschijnlijk natuursteen) met kleine luikjes voor de onderste openingen en waarschijnlijk glas in lood daarboven. De toren lijkt te zijn vastgebouwd aan het linker pand. Het rechter pand lijkt in de afbeelding hier tegenaan te zijn gebouwd. Is het linker pand, met toren, ouder dan het rechter pand? Het rechter pand heeft boven de kruisvensters van de verdieping een, waarschijnlijk gemetselde, tandlijst. Links van die tandlijst is een verspringing te zien in de achtergevel, wat er op lijkt te duiden dat de achtergevel van het rechter bouwdeel ca 1 meter versprongen ligt ten opzichte van het linker bouwdeel, een situatie die tegenwoordig nog is te herkennen.
De toren lijkt een achthoekige doorsnede te hebben, bekroond met een ui-vormige spits. Dergelijke torens, als symbool van status en rijkdom, worden door heel het land gebouwd aan het einde van de 15e eeuw.


Chronologie "Huis Kuinretorf" en haar bewoners
Oorspronkelijk een wichhuis, een versterking aangebracht in de stadsmuur, met gotische toren. Oude stadskastelen als Burgwal 80/81 vererfden binnen families, waarbij door nauwe verwantschappen tussen de Kamper regentenfamilies huizen regelmatig overgingen van de ene familie naar de andere. Tot 1887 blijkt het huis steeds bewoond te worden door adellijke families. In het huis zijn een beschilderde muur met religieuze taferelen en plafondschilderingen met o.a. het wapen van de familie Kuinretorff aangetroffen. Net als de traptoren zijn deze schilderingen nu niet meer aanwezig.
                                   
Hendrik Kuinretorf  († 1485) was koopman, reder en burgemeester van Kampen. Over zijn afkomst bestaat nog onduidelijkheid. Hij trouwde met Mette Govers († 1493) en samen kregen zij twee dochters, Agnes (†1484)  en Alijt (zie hieronder). Hendrik Kuinretorf was een vermogend man. Hij had een woonhuis op de Burgwal (80/81/82), dat hij mogelijk via vererving had verkregen. In 1484 wordt een vergadering op de Burgwal genoemd, die aan beide zijden was ingesloten door huizen van Hendrik Kuinretorf. Wellicht heeft de huidige achteruitgang in de Bovennieuwstraat van Burgwal 81 nog met deze vergadering te maken. Daarnaast bezat Hendrik een huis in de Nieuwstraat, een huis in de Venestraat en een huis in de Kerkstraat. In 1461 koopt hij een hof buiten de Broederpoort, waarschijnlijk als zomerverblijf. De Kamper stadserven nr. 23 en 24 werden de ‘Kuinretorfsweerd’ genoemd en zijn langdurig in pacht geweest bij de familie. Hendrik bezat een kalkberg buiten de Zwanepoort en in 1471 werd hij beleend met het goed Lutteke Wellingberg bij Wijhe. In 1478 schonk Hendrik aan de Franse koning een partij Noord-Europese roofdieren. Hendrik behoorde tot de groep Kamper reders en kooplieden, die in 1479 een schadevergoeding van 5350 ponden tournois ontving van koning Lodewijk van Frankrijk als vergoeding voor een in beslag genomen Kamper schip. Opvallend is verder dat de stad Kampen in de jaren 1477 en 1479 leeuwen cadeau kreeg van kooplieden uit Lissabon. Hendrik gebruikte een leeuw als schildrager voor zijn wapen. Een achterkleinzoon van Hendrik, Caspar Kuinretorf, dreef 100 jaar later een handelshuis in Lissabon.

Alijt Kuinretorf trouwde met Jacob Johansz. De Lege en samen kregen zij 8 kinderen. Hun nakomelingen noemden zich meestal Kuinretorf, later ook wel Kuinretorf de Lege. Jacob Johansz. was in het begin van de 16e eeuw burgemeester van Kampen. Hun zoon Hendrik trad in de voetsporen van zijn grootvader Hendrik. Hendrik trouwde met een Margaretha Glauwe en was van 1535 tot 1552 burgemeester van Kampen. Ook zij kregen 8 kinderen, waaronder Simon en Caspar. In 1580 logeerde Jan van Nassau in Kampen bij Simon Kuinretorf. Simon had een zoon Hendrik, die trouwde met Maria Glauwe (zie hierboven).

Jacob Glauwe Harstenhorst had in 1583 het wichhuis toegewezen gekregen van zijn vader Simon Glauwe. Simon Glauwe trouwde drie maal, telkens met een vrouw uit een oude Kamper familie (1. Maria van Ittersum, 2. 1578 Elisabeth de Lege, 3. Margaretha van Wilsum). Over de familie Glauwe is bekend dat zij eerder een huis bewoonden aan de Oudestraat/hoek Keizerstraat, dat in 1517 verkocht werd. De familie Glauwe bleef katholiek na de Reformatie.

In 1631 trouwde Gerrit Kuinretorf, zoon van Hendrik Kuinretorf en Maria Glauwe, met Judith van Twickelo, dochter van de laatste schout van Kampen. Van Gerrit’s oom Jacob Glauwe Harstenhorst erfden zij in hetzelfde jaar het huis Burgwal 80/81/82 en De Hartsenhorst bij Wilsum. Zij noemden zich Kuinretorf de Lege tot Harstenhorst. Het echtpaar stierf kinderloos, waarmee de familie Kuinretorf in Kampen uitstierf (Betta ten Bussche, geboren Kuinretorf, stierf als laatste in 1687).

Uit de belastingcohieren van 1808 blijkt Burgwal 80/81 en bijbehorend pakhuis (Burgwal 82) bewoond te worden door de familie Van der Merwede. Assuerus van der Merwede (1761-1823) was burgemeester van Kampen tussen 1817 en 1823.

Onder oudere Kampenaren is Burgwal 80/81 bekend als huis Spengler, verwijzend naar jhr. Spengler. In het midden van de 19e eeuw bewoonde jhr. Willem Frederik Spengler, raadslid en regent van het Groot Burgerweeshuis, met zijn gezin Burgwal 80/81.

In 1878 was Burgwal 80/81 in handen van de sigarenfabrikanten Hoogenkamp en Van Bessems, die het pand splitsten. Een situatie die tot vandaag voortduurt. Op de plek van hun Sigarenfabriek in de Broederstraat bevond zich daarvoor een tuinmuur met een grote tuin erachter.

Carin Koopman, 2011



Situatie van "huis Kuinretorff " vóór 1878. De pand, dat oorspronkelijk aan de straatzijde twee topgevels had, heeft hier een doorlopend dakschild, waarschijnlijk aangebracht omstreeks 1800. Daarachter bevinden zich nog twee schilddaken van verschillende nokhoogte. Het witte pand links van Huis Spengler is het bijbehorende koetshuis.
Bessem & Hogenkamp laten het pand in 1878 splitsen. De toren wordt afgebroken en de kap wordt gesplitst. Elk pand krijgt een eigen schilddak.


Kamper Courant, 20 mei 1878
"..Het huis, vroeger bewoond door Jhr. van Spengler, gelegen aan den Burgwal alhier, thans behorende aan de heeren Bessem en Hoogenkamp, sigarenfabrikanten, is nog een van die, weinige oude heeren huizen, welke van het vroegere Kampen zijn overgebleven. 't Had tot voor eenige dagen nog een stevig gebouwden steenen toren met steenen trapen en gewelven, een toren, die ver boven alle huizen uitstak en van waaruit men de geheele stad konde overzien. Een bewijs dat dit huis een oud wichhuis een stins of kasteel was, zoo als men die vroeger meer in de steden aantrof.
In den tuin van 't huis is de plaats ook nog wel bekend, waar de ingang is van een onderaardschen gang, die leidt naar de Morrensteeg en waarschijnlijk in verbinding staat met het huis van Mevrouw de Wed. Lemker, het thans eenig nog overgebleven wichhuis met toren.
Bij de verbouwing van het bovengenoemde huis, ontdekte men twee bovenkamertjes, zonder eenig licht, tusschen twee binnenmuren gelegen. Het bestaan van 't een dier kamertjes was totaal onbekend en bleek eerst door 't wegbreken van den muur, die het van het andere, het voorste kamertje, scheidde, en dat in bijna een menschen leeftijd niet was geopend geweest. Op de buitensten gemeenschappelijken zijwand dezer kamertjes, thans een binnenmuur, maar vroeger blijkbaar een buitenmuur, heeft men muurschilderingen ontdekt.

Deze Schilderingen vertoonen eerstelijk de maagd Maria met het kind Jezus op den arm in purperen kleed en blauwen mantel, flink van teekening; aan haar rechter hand liggen een monnik en een non geknield, in biddende houding naar haar opziende. Ze zijn gekleed in witte kleederen met zwarte overkleederen; eenigszins verder aan denzelfden kant ligt nog een vrouwen-figuur. Een band van deze figuren zich slingerende naar Maria, vertoont de woorden: Sancta Maria ora pro nobis, ter linker zijde van Maria vertoonen zich twee onduidelijke, geschonden mansfiguren, terwijl verder links daarvan een hoogte is, waarop een kluis gebouwd is, welke door een hekwerk is omgeven. Uit deze kluis, die in de schaduw van eenige boomen staat, komt een monnik in bruine pij geloopen, terwijl achter zijn kluis zich een slot met torens en tinnen verheft. Op de tinnen vertoonen zich een mannen en een vrouwen figuur, die schijnen te kijken naar een verder links geplaatste, evenredig veel grootere voorstelling, een flink geteekenden St. Joris, gezeten te paard en strijdende met den draak. St. joris, zoowel als zijn paard, zijn toegerust als voor een tournooi, en de ridder, in volle rusting, steekt zijn lans met zekere hand in den muil van 't monster.
Of er verband tusschen deze drie voorstellingen bestaat en zoo ja, welk, is moeielijk op te geven. De schilderingen schijnen uit de 15e eeuw te wezen, maar het middelstuk is mijns inziens zwakker dan de beide zijstukken.
Waren daar vroeger misschien drie vertrekken, die ieder een beschilderden wand hadden, of was daar vroeger een huiskapel en diende het tot altaar-versiering, als een soort van trypticon; hoe komen in een privaathuis, in een deel waar het donker is, waar geen raam licht geeft, dergelijke ongetwijfeld religieuse muurschilderingen?
Dat zijn alle vragen die moeielijk te beantwoorden zijn.

Aan de Rijksadviseurs is door mij van de ontdekking kennis gegeven; ik hoop dat deze ze in teekening zullen laten brengen, dan zal men haar nader kunnen bestudeeren.
In een voorkamer van 't zelfde huis zijn aan de balken onderscheidene, zeer eenvoudig met zwart op 't natuurlijk hout geteekende wapens te zien, waaronder van Kuinretorff enz.

Terwijl ik de heeren Bessem en Hogenkamp dank voor de bereidvaardigheid, waarmede ze mij in staat stelden alles op te nemen, en voor de voorzorgen, die ze tot bewaring hebben genomen, totdat de schildering van wege Rijksadviseurs zal zijn opgenomen, eindig ik deze korte mededeeling die ik ter toelichting van 't publiek niet overbodig vond.

Mr. J. NANNINGA UITTERDIJK



De situatie van de panden anno 2009.