Bouwvoorschrift 1876  

KAMPEN - K. van Hulst
1876


De BURGEMEESTER en WETHOUDERS
VAN KAMPEN

doen te weten, dat door den Raad dier gemeente, in zijne vergadering van den 31 December 1875, is vastgesteld de volgende verordening:

Verordening op het bouwen en betrekken van nieuwe, alsmede op het ontruimen van ongeschikte en voor de gezondheid, schadelijke gebouwen in de gemeente Kampen.

Art. 1
  Niemand zal eenig gebouw, gevel, muur, beschoeijing, schutting of dergelijke aan den openbaren weg mogen stellen of verplaatsen, dan overeenkomstig de vooraf door of van wege Burgemeester en Wethouders aangewezen rooijing; deze aanwijzing zal geschieden uiterlijk binnen veertien dagen nadat het verzoek daartoe door den belanghebbende schriftelijk zal zijn gedaan.

Art. 2
  Geene woning mag gebouwd, geen bestaand gebouw tot woning ingerigt of bestemd worden, zonder voorzien te zijn van een goed bruikbaar secreet.
  Burgemeester en Wethouders zullen schriftelijke vergunning kunnen geven, dat hetzelfde secreet gebruikt worde voor meer woningen

Art. 3
  De secreten en de middelen tot afvoer van onreinheden zullen in of bij de hiervoren bedoelde woningen niet anders geplaatst of ingerigt mogen worden, dan overeenkomstig de voorschriften van Burgemeester en Wethouders.

Art. 4
  Niemand zal zonder schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders vóór of aan den gevel zijner woning, uitkomende aan den openbaren weg, winkelkasten, luifels, naar buiten openslaande deuren, vensterluiken of zonneschermen, hoefstallen of eenige vooruitstaande getimmerten, als pothuizen en kelderluiken mogen aanbrengen.

Art. 5
  Het is verboden aan den openbaren weg aan gebouwen of afsluitingen punten, pennen of andere kwetsende voorwerpen te hebben, tenzij ter hoogte van minstens 2,00 meters boven den beganen grond

Art. 6
  Eigenaren van gebouwen, van welken aard ook, zullen geene schoorstenen, daarin mogen hebben of doen aanbrengen dan van steen, van binnen bepleisterd, van gebakken aarden- of van ijzeeren buizen en ter hoogte van minstens één meter buiten de daken opgetrokken. Meerdere hoogte zal mogen aangebragt worden door metaal doch niet door hout. De bestaande houten verlengingen aan schoorstenen moeten binnen drie jaren zijn opgeruimd.
  Ingeval de rook aan de buren of voor het algemeen hinderlijk is, moeten de schoorstenen zoveel hooger opgetrokken of zoodanig gewijzigd worden, als door Burgemeester en Wethouders schriftelijk gelast.

Art. 7
  Het is verboden:
1 - een schoorsteen, oven of stookplaats te hebben tegen een scheidsmuur, tenzij tusschen de in dien muur aanwezige bindten of balken een muurwerk overblijve van minstens 0.22 meter dikte;
2 - in ovens of schoorstenen houten bindten, balken of deuren te hebben;
3 - op bovenverdiepingen, schoorsteenen te maken anders dan op wulven van steen.

Art. 8
  Het is verboden zonder schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders, ingangen tot kelders of keldergaten te hebben van den openbaren weg of van stoepen.
  Keldergaten en ingangen tot kelders die in den openbaren weg of in stoepen bestaan of gemaakt worden, waar die stoepen niet door hekwerk zijn afgesloten, moeten gelijk met den openbaren weg of de stoepen worden gedekt, in het eerste geval gelijk met den openbaren weg, in het tweede gelijk met de stoepen, de gaten met ijzeren roosters, welker spijlen de noodige sterkte hebben ter beoordeling van Burgemeester en Wethouders, en niet meer dan 0.05 meter uit elkander liggen en de ingangen met ijzeren luiken of houten luiken met ijzer bekleed.
  De tot afsluiting van ingangen tot kelders in den openbaren weg of in stoepen gebezigde luiken, zullen niet anders mogen zijn of gemaakt worden, dan van twee luiken, welke beide opengaan, regthoekig op den voorgevel der gebouwen.

Art. 9
  Voor gebouwen na de invoering dezer verordening daar te stellen, zal de breedte van den beganen buitengrond vóór en de toegang tot de woning niet minder mogen zijn dan van 2,5 meters voor eene woning zonder andere verdieping dan den zolder en van 5 meters voor eene woning met eene verdieping behalve den zolder.

Art. 10
  Geene woning mag andere gevels hebben dan aan alle zijden geheel gemetseld van steen met kalk of trasmortel, of gebouwd met andere onbrandbare bouwmaterialen; de buitenmuren zullen ten minste één steen dik zijn.
  Geen gebouw mag anders gedekt worden dan met pannen, leijen, metaal, glas of vilt; daaronder echter niet begrepen de hooibergen, die met vergunning van Burgemeester en Wethouders zijn of zullen worden geplaatst.

Art. 11
  In de buitenwijken ter plaatse waar de gebouwen niet aan elkander staan, gelijk mede voor gebouwen binnen de buitengrachten, voor tijdelijk gebruik bestemd, kunnen Burgemeester en Wethouders schriftelijk vrijstelling verleenen van de bepalingen van het voorgaande artikel.

Art. 12
  Geene woning zal gebouwd worden dan met in achtneming van ten minste de volgende afmetingen:
  de oppervlakte binnen de muren 22 vierkante meters;
  de hoogte gerekend van den vloer tot onder tegen de balklaag 3 meters;
  op den zolder eene borstwering van 0.6 meter
  en de helling van het dak onder een hoek van 35 tot 45 graad.
Voor elk gezin zal de woning voorts moeten bevatten één woonvertrek van 17 vierkante meters, gemeten binnen de muren of betimmeringen en een zolder.
  De zolder zal voor niet meer dan 12 kubieke meters door binnen betimmering ingenomen mogen worden.

Art. 13
  De vloer zal gelegd moeten worden ten minste 0.3 meter boven den beganen buitengrond.

Art. 14
  Ieder woonvertrek zal moeten voorzien zijn van minstens één lichtraam van geene mindere afmeting dan 2.50 vierkante meters, uitkomende in de buitenlucht en dat voor minstens een derde kan worden geopend.
  Die op den zolder zullen te zamen geen mindere grootte mogen hebben dan 1.40 vierkante meters.

Art. 15
  Van een huis met eene beneden en eene bovenwoning, zal de oppervlakte binnen de muren moeten zijn minstens 28 vierkante meters en zal één zolder voor beide voldoende zijn, mits ook deze een gelijke oppervlakte hebbe.

Art. 16
  Ingeval van afbreken van, bouwen of herstellen aan muren en gebouwen, putten en riolen, aan de openbare straat of den openbaren weg uitkomende, zullen zoodanige plaatsen vooraf met eene behoorlijke schutting worden afgesloten; terwijl geene opgravingen in den openbaren weg zullen mogen geschieden, zonder schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders, en niet anders dan door eene bekwame rikking afgesloten en van zonsonder- tot zonsopgang van eene brandende lantaarn voorzien, hetwelk mede zal moeten geschieden bij puin- of aardhoopen, die met gelijke vergunning des nachts op den weg blijven liggen.

Art. 17
  Eene nieuw gebouwde woning zal niet betrokken mogen worden dan nadat die van wege het gemeentebestuur zal zijn goedgekeurd; de goed- of afkeuring geschiedt binnen veertien dagen na daartoe gedaan verzoek.
  De afkeuring zal niet anders kunnen plaats hebben dan in geval het werkelijk uit een onderzoek blijkt, dat de gegeven voorschriften omtrent het bouwen niet behoorlijk zijn opgevolgd of dat de nieuwe gebouwen volgens het oordeel van de openbare gezondheidscommissie als schadelijk voor de gezondheid, onbewoonbaar zijn.

Art. 18
  Om uitlozingen in stads open- of overdekte goten te maken, wordt schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders vereischt.
  Het is verboden in de goten secreetstoffen af te voeren.

Art. 19
  Niemand zal het water van de daken van eenig gebouw, langs de muren in de stadsgoten of straten mogen afleiden, anders dan door middel van goten en geleidende pijpen, reikende tot hoogstens 0.3 meter boven den beganen grond; terwijl geene uitwateringen uit huizen of gebouwen op den openbaren weg mogen bestaan, anders dan door middel van gelijke pijpen, reikende tot den beganen grond.

Art. 20
  Wanneer een gebouw, muur, kluis, put, heining of schoorsteen geheel of gedeeltelijk bouwvallig is, of tengevolge van aangebragte veranderingen voor de openbare veiligheid volgens het oordeel van Burgemeester en Wethouders gevaarlijk wordt, moet de eigenaar of beheerder op hunne aanzegging binnen den daarbij bepaalden tijd daarin voorzien, het bouwvallige doen herstellen, sloopen of vernieuwen.
  De aanzegging in dit artikel bedoeld, geschiedt bij een met redenen omkleed besluit.

Art. 21
  Wanneer Burgemeester en Wethouders, na de openbare gezondheids-commissie deswege te hebben gehoord, oordeelen, dat eene woning als zoodanig ongeschikt en voor de gezondheid schadelijk is, zullen zij hiervan aan den eigenaar of beheerder en aan den bewoner eene schriftelijke kennisgeving doen uitreiken, en zal zulk eene woning binnen den bij die kennisgeving bepaalden tijd geheel ontruimd moeten zijn, en niet weder ter bewoning afgestaan of betrokken mogen worden, alvorens de vereischte verbeteringen zullen zijn aangebragt en nadat ze door Burgemeester en Wethouders voor bewoning geschikt zal zijn verklaard.

Art. 22
  De eigenaar of beheerder, die een volgens art. 21 afgekeurde woning bewoont, verhuurt of onder welken titel ook laat bewonen, nadat de termijn, bij dat artikel bedoeld, zal zijn verstreken, wordt gestraft met eene boete van f 25 of drie dagen gevangenis, te zamen of afzonderlijk.

Art. 23
  Al wie, behalve als eigenaar of beheerder, waaromtrent het vorige artikel voorziet, eene krachtens artikel 21 afgekeurde woning bewoont of laat bewonen, nadat de termijn bij dat artikel beodled, zal zijn verloopen, wordt gestraft met eene geldboete van f 25 of drie dagen gevangenis, te zamen of afzonderlijk. Deze strafbepaling is alleen toepasselijk op het hoofd van het gezin.

Art. 24
  De overtreding an eene der overige bepalingen dezer verordening zal gestraft worden met eene geldboete van ten minste f 3.- en ten hoogste f 25.- voor zoveel daartegen niet is voorzien bij de wet, bij algemeenen maatregel van inwendig bestuur of bij provinciale verordening.

Art. 25
  Ter verzekering van de naleving der bepalingen dezer verordening, zullen voor zooverre betreft artikel 21, de leden der openbare gezondheidscommissie en de beambten van politie, en voor zooveel betreft de overige artikelen dezer verordening, de leden der Commissie voor de publieke werken, de architect en de beambten der politie, bevoegd zijn, om desnoods vergezeld van een of meer deskundigen, ondanks de bewoners, eigenaars of beheerders de woningen en derzelver erven binnen te treden.

Art. 26
  De artikelen 7, de eerste drie regels tot en met de woorden "worden opgerigt", 9, 1e en 2e alinea, 10, 11, de eerste twee regels tot en met de woorden "gemaakt worden", 27, 33, 38 en 39 der algemeene verordening van politie voor deze gemeente, vastgesteld den 14 Januarij 1864, worden bij deze ingetrokken en buiten effect gesteld.

___________________

  Zijnde deze verordening aan de Gedeputeerde Staten van Overijssel, volgens hun berigt van den 6 Januarij 1876, 3e afdeeling No 45/27, in afschrift medegedeeld.

  En is hiervan afkondiging geschied, waar het behoort, den 9 Januarij 1876

Burgemeester en Wethouders voornoemd:          
S. H. DE LA  SABLONIÈRE,          
Burgemeester.             
J. G. HISSINK,          
Secretaris
.             

 

Afschrift naar origineel uit eigen collectie