Vanaf de overzijde van de rivier, strekt het stadsfront van Kampen zich als een wit lint langs het water uit. Zo kent menig Nederlander Kampen. Maar stelt u zich eens voor dat u, na een urenlange reis door een spaarzaam bevolkt weidelandschap, de muren en poorten van het middeleeuwse Kampen nadert. Boven de muren zijn de talrijke torens van de kerken en stadskastelen zichtbaar. Hoe dichter u bij de stad komt, hoe meer verkeer er te zien is. In Kampen zelf is het een drukte van belang. Boeren uit de omgeving bieden hun zuivelproducten te koop aan op de Botermarkt. Vis, gevangen in de Zuiderzee of in de IJsseldelta rond Kampen, wordt verkocht op de Vismarkt bij de Vispoort. Graan wordt verhandeld op de Koornmarkt, het centrum van de stad. Aan de IJsselkade komen en gaan de schepen. Goederen worden gelost of overgeladen.

Kampen was een stad van grote naam en faam. Als zeehaven, gelegen aan de monding van de IJssel en op een kruising van water- en landwegen, groeide de stad uit tot een machtig handelscentrum. De grote bloei van Kampen begon rond 1230. Macht en rijkdom maakten het de stadsregering mogelijk een eigen, onafhankelijke politieke koers te varen. Alleen wanneer het zo uit kwam, werd de stad lid van de Duitse Hanze, het verbond van Noord-Europese handelssteden dat onder leiding van Lübeck stond. Van de landsheer kreeg de stad allerlei privileges, zoals het muntrecht (het recht om munten te slaan). Ook mocht het stadsbestuur rechtspreken over de inwoners van Kampen. Aanvankelijk alleen in lage zaken, later ook in halszaken. Wanneer Kampen stadsrechten gekregen heeft, is niet bekend. Misschien zijn ze wel nooit verleend, maar heeft het stadsbestuur deze rechten aan zich getrokken. Kampen was trots op haar status van keizerlijke, vrije rijksstad en tooide het stadswapen met de Habsburgse keizerskroon.
Na ongeveer 1430 zette een geleidelijk verval in door verzanding van de IJssel. Dit gebeurde precies op het moment dat de schepen groter werden en meer diepgang maakten. Oorlogsgeweld in het achterland en verschuiving van het economische zwaartepunt naar West-Nederland, betekenden het einde van de grote welvaart. De definitieve nekslag kwam met de Franse bezetting in 1672/73. Zij lieten de stad zwaar verarmd en beschadigd achter. Vele inwoners trokken weg naar Amsterdam en andere steden in Holland. De stedelijke economie dreef voortaan op de inkomsten uit pachtgelden van de erven op de Kampereilanden.
Pas in de 19e eeuw ontstond een tweede bloeiperiode. Tabaksindustrie, koffiebranderij en pannenfabriek deden de welvaart weer toenemen. Rond 1900 werd er weer veel gebouwd in Kampen; in de toen moderne bouwstijl Jugendstil of Art nouveau. De bouw van de Afsluitdijk en de inpoldering van de Zuiderzee brachten nieuwe bedrijvigheid in de stad. Firma Schokbeton leverde de betonnen bouwelemanten voor de landbouwschuren in de Noord-Oostpolder. Nieuwe ontsluitingswegen via de polders beloofden opnieuw voorspoed voor de stad. Maar dit laatste heeft men niet waar kunnen maken. Kampen is een verstilde provinciestad met een middeleeuwse kern gebleven.
Carin Koopman, 2009 |