Gemeentelijke Monumentenverordening  
De raad van de gemeente Kampen,

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 november 2002;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de artikelen 12, 14 en 15 van de Monumentenwet 1988,

Besluit vast te stellen de volgende Monumentenverordening Kampen 2002:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1
begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
a. monument:
1. zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;
2. terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder 1;
b. gemeentelijk archeologisch monument: monument, bedoeld in onderdeel a, onder 2;
c. beschermd gemeentelijk monument: monument, dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen;
d. gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen zaken; e. beschermd rijksmonument: monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;
f. kerkelijk monument: monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;
g. monumentencommissie: de door de gemeenteraad ingestelde commissie of aangewezen instantie, met als taak burgemeester en wethouders te adviseren over de aanvragen om vergunning op grond van de Monumentenwet 1988 en/of deze verordening;
h. monumentenraad: de door de gemeenteraad ingestelde raad met als taak burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, deze verordening en het monumentenbeleid, met uitzondering van de advisering over aanvragen om vergunning op grond van de Monumentenwet 1988 en/of deze verordening;
i. bouwhistorisch onderzoek: in een schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument;
j. stads- of dorpsgezicht: groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich een of meer monumenten bevinden.

Artikel 2 het gebruik van het monument
Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

HOOFDSTUK 2 BESCHERMDE GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

Paragraaf 1

De aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument en de registratie op de gemeentelijke monumentenlijst.

Artikel 3 de aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument
1. Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument.
2. Voordat burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit nemen, vragen zij advies aan de monumentenraad en stellen zij degenen die als eigenaren in de kadastrale legger bekend staan in de gelegenheid hun zienswijze naar voren te brengen. In spoedeisende gevallen kan het vragen van het advies achterwege blijven.
3. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de aanwijzing van een monument als beschermd gemeentelijk monument bepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.
4. Voordat burgemeester en wethouders een kerkelijk monument aanwijzen, voeren zij overleg met de eigenaar.
5. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988.

Artikel 4 termijn advies en aanwijzingsbesluit
1. De monumentenraad adviseert schriftelijk binnen twaalf weken na ontvangst van het verzoek van burgemeester en wethouders.
2. Burgemeester en wethouders beslissen binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de monumentenraad, maar in ieder geval binnen 24 weken na de adviesaanvraag.
3. Burgemeester en wethouders kunnen, indien daartoe naar hun oordeel gegronde redenen bestaan, de in het tweede lid bedoelde termijn met een redelijke termijn verlengen, mits zij de betrokkenen daarvan schriftelijk in kennis stellen binnen de in het tweede lid bedoelde termijn.

Artikel 5 mededeling
De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.

Artikel 6 registratie op de gemeentelijke monumentenlijst
1. Na het aanwijzen van een monument als beschermd gemeentelijk monument registreren burgemeester en wethouders het beschermde gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.
2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het beschermde gemeentelijke monument.

Artikel 7 wijzigen van de aanwijzing
1. Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.
2. Artikel 3, tweede, derde en vierde lid, alsmede artikel 4, eerste, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de wijziging.
3. Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, tweede, derde en vierde lid, alsmede artikel 4, eerste lid, achterwege.
4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 8 intrekken van de aanwijzing
1. Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing intrekken.
2. Artikel 3, tweede lid, en artikel 4, eerste, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de intrekking.
3. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988.
4. De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Paragraaf 2

Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten.

Artikel 9 verbodsbepaling / vergunning
1. Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.
2. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:
a. een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;
b. een beschermd gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 10 de aanvraag
1. De aanvraag van de vergunning als bedoeld in artikel 9, tweede lid, wordt ingediend bij burgemeester en wethouders.
2. De aanvraag moet worden ingediend op een door burgemeester en wethouders vastgesteld formulier.
3. Bij de aanvraag moeten door aanvrager gegevens en bescheiden worden ingediend overeenkomstig de bij deze verordening behorende en door burgemeester en wethouders vastgestelde bijlage.

Artikel 11 advies van de monumentencommissie en beslissing op de aanvraag
1. Burgemeester en wethouders vragen advies aan de monumentencommissie voordat zij beslissen op de aanvraag.
2. Binnen acht weken na de adviesaanvraag brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan burgemeester en wethouders.
3. Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 16 weken na ontvangst van de aanvraag, op de aanvraag van de vergunning.
4. Burgemeester en wethouders kunnen de in het derde lid genoemde termijn van 16 weken met ten hoogste tien weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennis geven binnen de in het derde lid genoemde termijn van 16 weken.
5. Indien burgemeester en wethouders niet voldoen aan het derde of vierde lid, wordt de vergunning geacht te zijn verleend.
6. Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende zes weken na de datum waarop zij is verleend of van rechtswege is verleend. Indien gedurende deze termijn beroep wordt ingesteld op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat op het beroep is beslist.

Artikel 12 voorschriften
1. Burgemeester en wethouders kunnen aan een krachtens artikel 9, tweede lid van deze verordening verleende vergunning voorschriften en beperkingen verbinden in het belang van de monumentenzorg.
2. De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend.

Artikel 13 kerkelijk monument
Burgemeester en wethouders geven met betrekking tot een beschermd kerkelijk monument geen beschikking ingevolge de bepalingen van artikel 9, tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een beschikking betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn. 
 
Artikel 14 intrekken van de vergunning
1. De vergunning kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken indien:
a. blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;
b. blijkt dat de vergunninghouder de aan de vergunning verbonden voorschriften niet naleeft;
c. de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;
d. niet binnen een bij de verlening van de vergunning door burgemeester en wethouders te bepalen termijn van de vergunning gebruik wordt gemaakt;
e. de vergunninghouder of zijn rechtverkrijgende dit verzoekt.
2. De beschikking tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.

HOOFDSTUK 3 BESCHERMDE RIJKSMONUMENTEN

Artikel 15 vergunning voor beschermd rijksmonument
1. Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument met de naar voren gebrachte zienswijzen aan de monumentencommissie na afloop van de termijn van 14 dagen, bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.
2. De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift als bedoeld in het eerst lid.

HOOFDSTUK 4 GEMEENTELIJK STADS- EN DORPSGEZICHT

Artikel 16 aanwijzing stads- of dorpsgezicht
1. Burgemeester en wethouders kunnen een stads- of dorpsgezicht aanwijzen als beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht.
2. Voordat burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit nemen, vragen zij advies aan de monumentenraad. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven.
3. De aanwijzing kan geen stads- of dorpsgezicht betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1988.

Artikel 17 termijnen aanwijzingsbesluit
1. De monumentenraad adviseert schriftelijk binnen 12 weken na ontvangst van het verzoek van burgemeester en wethouders.
2. Burgemeester en wethouders beslissen binnen 12 weken na ontvangst van het advies van de monumentenraad, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.
3. Burgemeester en wethouders kunnen, indien daartoe naar hun oordeel gegronde redenen bestaan, de in het tweede lid bedoelde termijn met een redelijke termijn verlengen, mits zij de betrokkenen daarvan schriftelijk in kennis stellen binnen de in het tweede lid bedoelde termijn.

Artikel 18 registratie stads- en dorpsgezicht
1. Burgemeester en wethouders registreren de beschermde gemeentelijke stads- en dorpsgezichten op de gemeentelijke monumentenlijst.
2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van aanwijzing, de gebiedsaanwijzing van het beschermde stads- of dorpsgezicht en een beschrijving van de daarin vervatte cultuurhistorische waarden.

Artikel 19 wijziging en intrekking aanwijzingsbesluit
De artikelen 7 en 8 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat aan artikel 8, derde lid wordt toegevoegd artikel 35 van de Monumentenwet 1988.

Artikel 20 vaststelling bestemmingsplan
1. De gemeenteraad stelt, ter bescherming van een beschermd stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
2. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht bepalen burgemeester en wethouders in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermd plan in de zin van het eerste lid kunnen worden aangemerkt.
3. Alvorens burgemeester en wethouders de gemeenteraad ter zake een voorstel doen, wordt de monumentenraad gehoord.
4. De monumentenraad adviseert schriftelijk binnen 12 weken na ontvangst van het verzoek van burgemeester en wethouders.

Artikel 21 verbodsbepaling / vergunning
1. In beschermde stads- of dorpsgezichten is het verboden een bouwwerk geheel of gedeeltelijk af te breken zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders.
2. Geen sloopvergunning is vereist voor het afbreken ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders.
3. Op het verlenen van een vergunning als bedoeld in het eerste lid zijn, totdat een beschermend bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, de artikelen 10 tot en met 14 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 5 SCHADEVERGOEDING

Artikel 22 schadevergoeding
1. Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:
a. de weigering van burgemeester en wethouders een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument te verlenen als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van deze verordening;
b. voorschriften door burgemeester en wethouders verbonden aan een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument;
schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent de gemeenteraad hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
2. Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 6 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 23 strafbepaling
Hij, die handelt in strijd met artikel 9 en/of 21 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 24 opsporingsbevoegdheid
De opsporing van de in artikel 23 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 25 binnentreden
Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de machtiging verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker, te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.

Artikel 26 inwerkingtreding
1. Deze verordening treedt in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid van de Monumentenwet 1988.
2. De monumentenverordeningen,
a. vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van de gemeente Kampen van 28 oktober 1993 en laatstelijk gewijzigd op 27 januari 1994 en
b. vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van de gemeente IJsselmuiden van 12 september 1994
vervallen op de datum dat deze verordening, overeenkomstig het eerste lid, in werking treedt.
3. De op grond van de ingevolge het tweede lid vervallen verordeningen geregistreerde beschermde gemeentelijke monumenten worden geacht aangewezen te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.
4. De beschermde gemeentelijke monumenten, geregistreerd op de monumentenlijst van de ingevolge het tweede lid genoemde vervallen verordeningen, worden geacht geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.
5. Aanvragen om vergunning van de in het tweede lid genoemde vervallen verordeningen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de bepalingen van de in het tweede lid genoemde verordeningen.

Artikel 27 citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als “Monumentenverordening Kampen 2002”.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 19 december 2002,

De raadsgriffier, De voorzitter,
mr. P.J.N. v.d. Geyn mr. ing. J. Oosterhof